7 Wees sterk en moedig, wees niet bevreesd en niet ontsteld vanwege de koning van Assyrië, en ook niet vanwege heel de troepenmacht die met hem is, want met ons is er meer dan met hem.
8 Met hem is een vleselijke arm, maar met ons is de HEERE, onze God, om ons te helpen en onze oorlogen te voeren. En het volk steunde op de woorden van Hizkia, de koning van Juda.
9 Hierna stuurde Sanherib, de koning van Assyrië, zijn dienaren naar Jeruzalem – hijzelf lag voor Lachis, en heel zijn legermacht met hem – naar Hizkia, de koning van Juda, en naar heel Juda in Jeruzalem, om te zeggen:
10 Dit zegt Sanherib, de koning van Assyrië: Waarop vertrouwt u terwijl u onder belegering in Jeruzalem blijft?
11 Spoort Hizkia u niet aan, zodat hij u overgeeft om door honger en door dorst te sterven, door te zeggen: De HEERE, onze God, zal ons uit de hand van de koning van Assyrië redden?
12 Heeft hij, Hizkia, niet Zijn offerhoogten en Zijn altaren weggenomen, en tegen Juda en tegen Jeruzalem gezegd: Voor één altaar moet u zich neerbuigen, en daarop reukoffers in rook laten opgaan?
13 Weet u niet wat ik gedaan heb, ik en mijn vaderen, met alle volken van de landen? Hebben de goden van de volken van die landen ooit hun land kunnen redden uit mijn hand?
14 Wie is er onder alle goden van die volken die mijn vaderen met de ban geslagen hebben, die zijn volk heeft kunnen redden uit mijn hand, dat uw God u uit mijn hand zou kunnen redden?
15 Nu dan, laat Hizkia u niet bedriegen en u niet op deze manier aansporen; geloof hem niet. Want geen enkele god van enig volk en koninkrijk heeft zijn volk uit mijn hand en de hand van mijn vaderen kunnen redden. Hoeveel te minder zal uw God u uit mijn hand kunnen redden?
16 En nog meer spraken zijn dienaren tegen de HEERE God, en tegen Zijn dienaar Hizkia.
17 Ook schreef hij brieven om de HEERE, de God van Israël, te honen en over Hem te zeggen: Zoals de goden van de volken van de landen, die hun volk uit mijn hand niet gered hebben, zo zal de God van Hizkia Zijn volk niet uit mijn hand redden.
18 En zij riepen met luide stem in het Judees tegen het volk van Jeruzalem dat op de stadsmuur stond, om het bang te maken en schrik aan te jagen, zodat zij de stad zouden kunnen innemen.
19 Zij spraken over de God van Jeruzalem als over de goden van de volken van de aarde, een werk van mensenhanden.
20 Maar koning Hizkia en de profeet Jesaja, de zoon van Amoz, baden om die reden en riepen naar de hemel.
21 Toen zond de HEERE een engel, die alle strijdbare helden, leiders en bevelhebbers in het legerkamp van de koning van Assyrië uitroeide. Zo is hij in openlijke schande naar zijn eigen land teruggekeerd. Toen hij het huis van zijn god binnengegaan was, velden zij die uit zijn lichaam voortgekomen waren, hem daar met het zwaard neer.
22 Zo verloste de HEERE Hizkia en de inwoners van Jeruzalem uit de hand van Sanherib, de koning van Assyrië, en uit de hand van allen. Hij gaf hun rust van rondom.
23 En velen brachten geschenken naar de HEERE in Jeruzalem, en kostbaarheden naar Hizkia, de koning van Juda, zodat hij daarna voor de ogen van alle heidenvolken verheven werd.
Psalm 46
Een vaste burcht is onze God 1 Een lied op Alamoth, voor de koorleider, van de zonen van Korach.
2 God is ons een toevlucht en vesting; Hij is in hoge mate een hulp gebleken in benauwdheden.
3 Daarom zullen wij niet bevreesd zijn, al veranderde de aarde van plaats en werden de bergen verzet naar het hart van de zeeën.
4 Laat haar water bruisen, laat het schuimen, laat de bergen beven door haar onstuimigheid. Sela
5 De beekjes van de rivier verblijden de stad van God, het heiligdom, de woningen van de Allerhoogste.
6 God is in haar midden, zij zal niet wankelen; God zal haar helpen bij het aanbreken van de morgen.
7 De heidenvolken tierden, de koninkrijken wankelden; Hij liet Zijn stem klinken: de aarde smolt weg.
8 De HEERE van de legermachten is met ons; de God van Jakob is voor ons een veilige vesting. Sela
9 Kom, zie de daden van de HEERE, Die verwoestingen op de aarde aanricht;
10 Die de oorlogen doet ophouden tot aan het einde der aarde, de boog breekt en de speer in stukken slaat, de wagens met vuur verbrandt.
11 Geef het op en weet dat Ik God ben; Ik zal geroemd worden onder de heidenvolken, Ik zal geroemd worden op de aarde.
12 De HEERE van de legermachten is met ons; de God van Jakob is voor ons een veilige vesting. Sela